Hervorming vennootschapsbelasting
Eind juli 2017 heeft de federale regering haar Zomerakkoord voorgesteld. Dit Zomerakkoord houdt enkele wijzigingen in bij de vennootschapsbelasting in tevens de herzieningen van de arbeidsmarkt.
Tariefverlaging
De meest ingrijpende verandering bij de hervorming van de vennootschapsbelasting is de daling van het tarief. In 2018 zal het nieuwe tarief 29% bedragen en in 2020 zal dit nog verder dalen tot 25%. Voor de KMO’s is er een verlaagd gunsttarief (20%) voor het deel belastbare grondslag ≤ 100.000 EUR. Ook de aanvullende crisisbijdrage zal een wijziging ondergaan, deze zal in 2018 2% bedragen en in 2020 zelfs nog verder dalen tot 0%. Vergis je echter niet: het op 0% zetten van de crisisbijdrage betekent niet dat deze verdwijnt! De wetgever heeft hiermee een stok achter de deur, want hij kan deze later nog steeds gaan verhogen.
Naast de tariefdaling zijn er specifieke fiscale voordelen. De focus ligt daarbij op het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling, een boost geven aan investeringen, het wegwerken van verschillende fiscale behandelingen en de internationale aantrekkelijkheid verhogen. Een van deze incentives houdt in dat de DBI-aftrek vanaf 2018 wordt verhoogd van 95% naar 100%.
De wetgever streeft naar harmonisering, onder meer de aanslagvoet van de stopzettingsmeerwaarden wordt uniform op 10% vastgelegd voor meerwaarden die worden verwezenlijkt of vastgesteld bij de stopzetting van een éénmanszaak vanaf de leeftijd van 60, wegens overlijden of in het kader van een gedwongen definitieve stopzetting. Voor stopzettingsmeerwaarden op financiële vaste activa en andere aandelen geldt het tarief van 10% enkel in zoverre het belastbare bedrag ervan hoger is dan het totale bedrag van de minderwaarden die er vroeger op aangenomen zijn.
Deze tariefdaling houdt natuurlijk ook in dat er compenserende maatregelen zullen getroffen worden. Een kort overzicht van de meest ingrijpende veranderingen.
Notionele interestaftrek
De notionele interestaftrek (NIA voor de vrienden) zal omgevormd worden tot een systeem dat enkel betrekking heeft op het incrementele kapitaal. Enkel het bijkomend kapitaal ten aanzien van een voortschrijdend gemiddelde van de vijf voorbije jaren komt in aanmerking als berekeningsbasis. De aftrek wordt aldus gespreid over een periode van 5 jaar en hierdoor is de NIA minder gevoelig voor misbruik.
Wijziging afschrijvingsregimes
Het degressief afschrijvingsstelsel wordt opgeheven in de vennootschapsbelasting. Voor kleine vennootschappen geldt voortaan ook de verplichting om pro rata temporis in het jaar van de investering af te schrijven. Bovendien wordt een administratieve vereenvoudiging aangebracht voor KMO’s. Zij mogen bij de aankoop komende kosten ofwel ineens aftrekken ofwel afschrijven. De wijziging van de afschrijvingsregimes is van toepassing op de activa verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2020.
Bestrijden van vervennootschappelijking
Door de verlaging van de tarieven in de vennootschapsbelasting, wordt de kloof met het hoogste tarief in de personenbelasting nog groter dan die vandaag al is. Om ervoor te zorgen dat niet alle zelfstandigen zonder meer gaan overstappen naar een vennootschap, zijn een aantal maatregelen ingebouwd die de overstap minder interessant moeten maken. Een ervan is de invoeging van een bijkomende heffing indien de vennootschap geen minimale bezoldiging uitkeert van 45.000 EUR aan minstens 1 bedrijfsleider-natuurlijke persoon. De bezoldiging kan kleiner zijn dan 45.000 EUR, maar moet steeds minstens gelijk zijn aan het belastbaar inkomen van de vennootschap.
De bijkomende heffing zal eerst 5% van het te weinig uitgekeerde bedrag bedragen en later verhoogd worden tot 10%. Kleine kanttekening: deze bijkomende heffing zal niet van toepassing zijn voor startende vennootschappen.
Kapitaalverminderingen
Vanaf 1 januari 2018 zal de kapitaalvermindering voortaan pro rata worden aangerekend op enerzijds het gestort kapitaal (geen roerende voorheffing) en anderzijds op de belaste reserves (binnen of buiten kapitaal) en de in kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves (wel toepassing van roerende voorheffing). Deze regeling zal echter geen gevolg hebben voor de niet (onmiddellijk) uitkeerbare reserves, zoals liquidatiereserve, voorzieningen en onbeschikbare reserves.
Meerwaarden in de vennootschap
De hervorming zorgt hier voor een vereenvoudiging van de regeling. Enerzijds wordt het minimumtarief van 0,4% voor grote ondernemingen afgeschaft. Anderzijds worden de DBI-voorwaarden en vrijstellingsvoorwaarden voor meerwaarden op aandelen op elkaar afgesteld, wat voor harmonisatie zorgt. Afstemming met DBI-voorwaarden heeft tot gevolg dat ook een participatie van minstens 10% of 2,5 miljoen EUR waarde moet voorhanden zijn voor vrijstelling, naast de taxatievoorwaarde en houdduur van 1 jaar.
Verhoging van sanctie bij niet-aangifte in de vennootschapsbelasting
Niet-aangifte in de vennootschapsbelasting zal een grotere sanctie inhouden. Het bedrag van de belastbare forfaitaire minimumwinsten zal voor 2018-2019 verhoogd worden tot 34.000 EUR en in 2020 zelfs tot 40.000 EUR.
De sanctie voor niet-aangifte zal hierdoor een te betalen bedrag vennootschapsbelasting van ca. 10.000 EUR bedragen. Bovendien kan deze sanctie nog verhoogd worden met respectievelijk 25%, 50%, 100% en 200%, indien het een tweede, derde, vierde en volgende inbreuk betreft. Voor bepaalde sectoren zullen ook de bijzondere forfaits worden herzien. De bestaande administratieve tolerantie tot rechtzetting tijdens de bezwaartermijn blijft echter behouden.
Vooruitbetaalde kosten
Op fiscaal gebied is het voortaan verplicht het matching principe toe te passen (kosten die slaan op een volgend boekjaar zijn pas in dat volgend boekjaar aftrekbaar). De wetgever wil zo de planningstechniek (bv. vooruitbetaling van huur) aan banden gelegd.