Bedrijfsvoorheffing betalen voor helpers, vaste werknemers en seizoenarbeiders uiterlijk op 15/1

Wanneer je externe arbeidskrachten inzet op je land- of tuinbouwbedrijf zijn daar een aantal fiscale verplichtingen aan verbonden. Deze verschillen naargelang het statuut dat ze hebben aangenomen. Wat zijn de mogelijkheden?

Zelfstandigen met een BTW-nummer: deze maken een factuur op waarop BTW wordt toegepast (landbouwdiensten). De factuur kan in je inkomstenbelasting afgetrokken worden als kost. Hetzelfde geldt voor de facturen van interimkantoren.

Helpers: betreft het een inwonende helper (bv. een zoon of dochter) dan moet een individuele fiche 281.10 en een aangifte bedrijfsvoorheffing worden opgemaakt en moet je de wettelijk verschuldigde bedrijfsvoorheffing storten uiterlijk op 15 januari. De helper moet zijn bruto-loon aangeven maar zal niet belast worden op de eerste schijf van 7730 euro. Het bruto-loon is een aftrekbare kost voor het bedrijf. Voor een inwonende helper mag dit een fictief loon zijn, m.a.w. het moet niet effectief worden gestort. Voor een niet-inwonende helper (bv. getrouwde zoon of dochter woonachtig op een ander adres) moet het effectief betaalde loon op een fiche 281.50 worden vermeld. Deze helper wordt beschouwd als een zelfstandige zodat geen bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden. De betaalde vergoeding is een aftrekbare kost voor het bedrijf. De helper moet zijn vergoeding aangeven maar zal niet belast worden op de eerste schijf van 7730 euro.

Vaste werknemers: meestal worden de fiscale verplichtingen via een sociaal secretariaat vervuld. Maandelijks wordt de aangifte bedrijfsvoorheffing ingediend en wordt bedrijfsvoorheffing (in de praktijk naargelang de hoogte van het loon 0 tot 35 %) ingehouden op het bruto-loon en doorgestort naar de overheid. Het bruto-loon is een aftrekbare kost voor het bedrijf mits een fiche 281.10 wordt opgemaakt. Voor de betrokken werknemer is het een belastbaar inkomen.

Gelegenheids- of seizoenarbeiders: deze tijdelijke arbeidskrachten worden meestal ingezet in de tuinbouw. Ook hiervoor moet een aangifte bedrijfsvoorheffing worden ingediend en wordt bedrijfsvoorheffing ingehouden op het bruto-loon en doorgestort naar de overheid. De bedrijfsvoorheffing is in dit geval beperkt tot 11,11 %. Het bruto-loon is een aftrekbare kost voor het bedrijf mits een fiche 281.10 wordt opgemaakt. Voor de betrokken werknemer is het een belastbaar inkomen.

OpgeletBijzondere regeling voor forfaitair belaste tuinbouwers!

In hun forfaitaire belastingaangifte kunnen tuinbouwers alle hierboven vermelde loonkosten aftrekken mits bepaalde maxima niet overschreden worden. Deze maxima worden forfaitaire seizoenlonen genoemd en ze worden elk jaar in overleg met de belastingadministratie vastgelegd. Er zijn seizoenlonen voor de teelt van aardbeien, bessen, krieken, laagstam- en hoogstamkersen, druiven, pruimen, appelen, peren, asperges, witloof, groenten in openlucht en in serres, chrysanten, hop, tabak en boomteelt. Je kan deze terugvinden op  www.fisconetplus.be.

Forfaitaire tuinbouwers kunnen ervoor kiezen om voor hun seizoenpersoneel geen fiches 281.10 op te maken en forfaitair 20,20 % op de hierboven vermelde forfaitaire seizoenlonen te storten. Het forfaitair seizoenloon is, mits betaling van 20,20 % bedrijfsvoorheffing,  een aftrekbare kost voor het bedrijf zonder dat een fiche 281.10 wordt opgemaakt. De betrokken werknemer dient het ontvangen loon niet op te nemen in zijn belastingaangifte. Een combinatie van werkelijk verantwoorde lonen (zie hoger) en “anonieme” seizoenlonen is eveneens mogelijk. De bedrijfsvoorheffing dient gestort uiterlijk op 15 januari. Gebeurt dit later dan is in principe een bijkomende intrest verschuldigd.

DEEL DIT BERICHT: